Voorwoord Stafhouder Kathleen Vercraeye
Geachte confraters,
Eind deze week, van donderdagnamiddag tot zaterdagmiddag, trek ik samen met de leden van de Raad naar ’s Gravenvoeren voor de reflectiedagen van de Raad, een jaarlijkse traditie. We nemen dan de tijd om over een aantal actuele onderwerpen, die van blijvend belang zijn voor balie en advocatuur, van gedachten te wisselen en waar nodig, standpunten in te nemen.
Ditmaal wordt o.a. het geactualiseerd Vademecum erelonen voorgesteld, dat u daarna zal terugvinden op onze website. We beraden ons ook over een onderwerp dat op de Algemene Vergadering van de Orde van Vlaamse Balies (OVB) binnenkort aan bod komt, met name voorstellen en denkpistes over de gevolgen van de hertekening van het balielandschap voor de optimale werking van Balies en OVB. Dit thema zal uiteraard eveneens door alle afgevaardigden van onze Orde in de Algemene Vergadering van de OVB bestudeerd en besproken worden. Naar aanleiding van de maandelijkse gemeenschappelijke vergadering tussen Raad en afgevaardigden, komen we hier zeker nog op terug.
Het bepalen van het ereloon blijft brandend actueel: kunnen wij cliënten, zowel ondernemingen, particulieren als overheden, ervan overtuigen en in geval van betwisting, ultiem ook de rechtbanken, dat voor kwaliteitsvol werk van advocaten een behoorlijk ereloon past. Het komt in eerste instantie aan de advocaat zelf toe om hierover te waken.
Zo stel ik vast dat naar aanleiding van sommige aanbestedingen advocaten zich mogelijk laten verleiden tot ereloon- en kostenafspraken, die het onmogelijk maken om behoorlijk werk te verrichten nu zij zelfs niet kostendekkend zijn of een vernuftig verpakt no cure no pay inhouden. Wie geen kwaliteitsvol werk kan leveren, stelt zich dan bloot aan risico’s op aansprakelijkheidsvorderingen. Ook hier zal mijns inziens de Orde, lokaal en overkoepelend, haar verantwoordelijkheid moeten nemen. Dit behoort zowel tot de deontologie als tot het gezond ondernemerschap.
Het Wetboek Economisch Recht (WER), meer bepaald boek XIV, van toepassing op advocaten, heeft overigens artikel 446ter Ger.W. niet naar de prullenmand verwezen. Het wettelijk systeem van partijbeslissing bij het einde van de dienstverlening is verzoenbaar met de transparantie en klantgerichtheid geëist door het WER (zie o.a. Advocatuur, Regels & Deontologie, Jo Stevens, Antwerpen, Wolters Kluwer 2015, randnummer 986).
Met confraternele groeten.
Uw Stafhouder,
Kathleen Vercraeye